Machu Picchu – De mysterieuze bergstad van de Inca’s verbaast nog steeds | Historianet.nl

2022-05-28 15:33:25 By : Mr. Michael Ma

De luxueuze stad Machu Picchu, die op 2400 meter boven zee voor de wereld verborgen ligt, was zonder twijfel een van de grootste Inca-bouwwerken. Maar waarom hij ineens werd verlaten blijft een mysterie.

De luxueuze stad Machu Picchu, die op 2400 meter boven zee voor de wereld verborgen ligt, was zonder twijfel een van de grootste Inca-bouwwerken. Maar waarom hij ineens werd verlaten blijft een mysterie.

De mist hangt nog als een rooksluier over de bergpartij: een heuvelrug in het Andesgebergte op 2430 meter hoogte, geflankeerd door twee hogere toppen in het zuiden en noorden. De dampen uit de heilige vallei verderop, waardoor de rivier de Urubamba stroomt, hullen het woud op de berghellingen in het wit.

Een edelman en zijn familie plus tientallen dragers, bedienden en soldaten lopen op deze junimorgen eind 15e eeuw gestaag de Andes op. De voeten van de dragers gaan ritmisch, stap voor stap, over een weg van massieve stenen van licht graniet.

Vanuit de draagstoel ziet de adellijke familie hoe de zon door de mist heen prikt, waardoor de bestemming van de reis uit het wit opdoemt: de koninklijke stad tussen de twee heilige bergtoppen Machu Picchu en Huayna Picchu.

De Inca’s waren enthousiaste bierdrinkers. Bier werd gebrouwen van maïs en bewaard in grote kruiken.

De rivier volgt het voorname gezelschap tot aan de stadspoort in de massieve stadsmuur. Langs het pad, dat deel uitmaakt van het 40.000 kilometer lange wegennet van de Inca’s, lest de groep de dorst bij fonteinen met bronwater.

En hier, bij de ingang van de stad, hoor je het kanaal ruisen dat water uit de bronnen van Machu Picchu de stad in brengt. Het stromende water is de basis van het luxe leven hier in het vakantieparadijs van de vorst. De edelen laten als gebaar kostbare stenen van vulkanisch glas – obsidiaan – die van honderden kilometers ver komen, in een kist bij de stadspoort vallen. En dan tillen de dragers de edelen in hun draag­stoel naar binnen; het winterzonnewendefeest en de hulde aan de zonnegod Inti kunnen beginnen.

Volgens de meeste archeologen is Machu Picchu gevestigd door de Incakoning Pachacuti tijdens diens regeringsperiode, die zich uitstrekte van 1438 tot 1472.

Sinds de Amerikaanse avonturier en historicus Hiram Bingham in 1911 dezelfde bergrug bereikte en de ruïnes van de ooit zo magnifieke Incastad Machu Picchu wereldberoemd maakte, is de stad in mysterie gehuld.

Waarom bouwden de Inca’s zo’n magnifieke stad ver van de centraler gelegen bolwerken van het rijk? Wat voor mensen woonden er? En hoe hebben de Inca’s de tonnen wegende bouwstenen naar deze hoogten gesleept en tot op de millimeter nauwkeurig bijgehakt?

En de grootste vraag is: Waarom werd de stad – na alle inspanningen en architectonische hoogstandjes van de Inca’s – na nog geen eeuw verlaten? De Inca’s hadden geen geschreven taal en lieten geen antwoorden na, dus archeologen hebben de puzzel stukje voor stukje moeten leggen met behulp van de inmiddels vele vondsten uit de indrukwekkende stad.

Hiram Bingham twijfelde er niet aan dat hij iets unieks had ontdekt toen hij, achter de rug van een nog maar achtjarige gids uit de buurt aan, de heuvelrug op liep waar Machu Picchu ligt.

‘Plotseling betraden we een met bos begroeide doolhof van kleine en grote muren. Deze ruïnes bestonden uit blokken wit graniet, die zorgvuldig waren uitgehakt en mooi in elkaar waren gepast zonder gebruik van cement,’ aldus Bingham, die langzaam in de gaten kreeg dat hij zich midden in een gigantische archeologische vondst bevond.

Hiram Bingham zette in 1911 een expeditie op touw om ‘de vergeten hoofdstad van de Inca’s’ te vinden. Tijdens deze reis ontdekte hij Machu Picchu.

In 1912, op zijn volgende expeditie naar de stad in de nevelen, vond Binghams archeologische team zeker 100 grafkamers op de oostelijke berghelling. Binghams collega George Eaton, die botresten van de graven analyseerde, stelde vast dat ze allemaal van vrouwen waren – een conclusie die leidde tot een tweede theorie over de stad.

Bingham dacht nu dat Machu Picchu de stad van de Maagden van de Zon was: jonge vrouwen die om hun schoonheid waren uitverkoren om bij bepaalde gelegenheden te worden geofferd aan de goden. De stad zou dus een soort klooster zijn geweest waar de maagden werden grootgebracht, vermoedde ook George Eaton.

Maar de theorie vertoonde leemten. Eaton had geen ervaring met het analyseren van skeletten uit dat gebied, dus of de botten van vrouwen waren, kon hij niet weten. Toen hij ook ontdekte dat een aantal lichamen sporen van syfilis bevatten, viel de theorie over de maagden in duigen.

90 jaar en vele technologische doorbraken verder bezocht een moderne bottendeskundige de resten in de grafkamers van Machu Picchu. Die bleken van 174 mensen afkomstig te zijn, en voor een derde tot de helft van mannen. Kinderskeletten werden er ook aangetroffen. De vrouwenskeletten vertoonden bovendien de sporen van een of meer geboorten. Dit onderzoek deed de theorie van George Eaton over de Maagden van de Zon definitief de das om.

De Inca’s staan bekend om hun goud, maar hun metalen voorwerpen bestonden voornamelijk uit brons.

Ondertussen deed er een derde theorie opgeld in wetenschappelijke kringen: dat Machu Picchu halverwege de 15e eeuw was gebouwd door de vorst Pachacuti als toevluchtsoord voor de heersers van het Incarijk en als onderdeel van een keten van paleizen door het hele rijk heen. Pachacuti wordt wel de Napoleon van de Andes genoemd.

Toen hij aan de macht kwam, bestond zijn rijk uit een klein gebied rond Cuzco, maar toen hij in 1472 stierf en de macht overdroeg aan Túpac Inca Yupanqui, strekte het rijk zich uit van Chili in het zuiden tot Ecuador in het noorden.

Machu Picchu werd waarschijnlijk gebouwd als machtsvertoon na de overwinning op het Chankavolk, en in de lommerrijke bergen kon de koninklijke familie even ontsnappen aan het dagelijks leven in de hoofdstad, Cuzco.

Archeologen maken uit de gebouwen op dat Machu Picchu alleen in bepaalde perioden van het jaar werd gebruikt, en door opmerkelijk weinig mensen – waarschijnlijk zo’n 750 inwoners in het hoogseizoen, en misschien zelfs maar 500.

Zodra de kou en nachtvorst invielen in mei zocht de koninklijke familie het 90 kilometer – drie dagreizen – verderop, in het zomerpaleis in Machu Picchu, 1000 meter lager en met een milder klimaat. In september reisde ze terug naar Cuzco.

In de stad tussen de twee heilige bergtoppen kon het koninklijk huis de elite van andere volkeren ontmoeten, familie ontvangen, de hemellichamen bestuderen vanuit de sterrenwacht en goden eren op religieuze feesten, zoals het winterzonnewendefeest Inti Raymi in juni.

Dit duurde een maand en bereikte zijn hoogtepunt op de kortste dag van het jaar, waarbij de zonen van de adel ’s ochtends werden ontgroend door gaten in hun oren te laten prikken terwijl ze in het heilige gebouw Inti Mach’ay stonden en de zon zagen opkomen boven de bergen.

Net als veel andere Incabouwwerken is Inti Mach’ay afgestemd op de stand en de beweging van hemellichamen. Zo bevat het gebouw, waar ook een natuurlijke grot in de berg bij hoort, een speciaal tunnelraam dat schuin staat, waardoor het zonlicht rond de zonnewende in december dagenlang binnen kan vallen.

Pachacuti en andere Incavorsten vierden militaire overwinningen en nieuwe veroveringen met het bouwen van steden en gebouwen. 40.000 kilometer aan wegen verbond de forten met elkaar.

Paramonga bevatte al een machtig bouwwerk toen de Inca’s het Chimurijk en zijn hoofdstad veroverden. De constructie is gebouwd als piramide en diende als een fort aan de kust.

Als een adellijke stoet in draagstoelen via het oude Incapad de stad inkwam en obsidiaanstenen bij de stadspoort legde, wat zou die dan hebben gezien aan de andere kant van de muur?

Ze zouden een stad binnengaan met circa 200 huizen van overwegend licht graniet, bedekt met sterk riet van de grassoort ichu. De daken helden tot 60 graden om de eeuwige regen van de bergen goed te kunnen afvoeren.

Op de bouwplaatsen en in werkplaatsen werkten de arbeiders, yanaconas, van het hof, die het grootste deel van de stadsbevolking vormden. De grafkamers op de oostelijke helling, die Bingham in 1912 opende, bevatten skeletten van arbeiders, vooraanstaande vaklieden en priesters, en recente studies tonen aan dat de arbeidskracht bestond uit een bonte schare uit het hele rijk.

Zo blijkt uit botletsel dat arbeiders in Machu Picchu last hadden van een waterparasiet, die ook bekend is van bevolkingsgroepen langs de Peruaanse kust. Uit chemische analyses van het collageen in de botten blijkt dat het dieet veel vis bevatte, wat voor Machu Picchu niet kenmerkend was. Aangenomen wordt dat het hof zelfs hier hoog op de berg, ver van de zee, vis voor de maaltijden liet komen.

Veel schedels van baby’s werden ingesnoerd, zodat ze langwerpig zouden worden. De vorm van de schedel duidde op klasseverschillen.

Het opvallendste teken dat het hof bedienden van verre heeft gehaald, is echter de eigenaardige vorm van de schedels. Vóór de Spaanse invasie van het continent hadden de volkeren van Zuid-Amerika een traditie om babyhoofdjes, waarvan de schedel nog zacht is, in te binden.

Zo kregen de baby’s rond het Titicacameer een langwerpige schedel, terwijl stammen aan de kust de baby’s op een plaat legden, zodat de nek plat werd. Van de schedels uit de graven van Machu Picchu was 23 procent langwerpig, en 22 procent had een platte nek, waaruit blijkt dat de stadsbewoners uit het hele land kwamen.

Studies van de skeletten gaven ook inzicht in de lichaamsbouw en de gezondheid van de overledenen. Zo waren de mannen gemiddeld 158 centimeter lang en de vrouwen 150 centimeter. Uit botbreuken en sporen van artrose blijkt dat de arbeiders hard hebben gewerkt, wat logisch is, aangezien alle onderdanen in het Incarijk belasting betaalden aan de vorst in de vorm van mita: werk of militaire dienst.

De skeletten van Machu Picchu zijn echter niet zo toegetakeld als skeletten uit andere delen van het koninkrijk. Al hebben wetenschappers ook sporen van ziekten als tuberculose en van parasieten gevonden, de arbeiders waren gezond in vergelijking met die in andere plaatsen, en ze hebben waarschijnlijk hun buik rond kunnen eten – een teken dat de stad waarin ze werkten een speciale betekenis had voor de koning van het rijk.

In de hutten op de oosthelling, waar bedienden woonden, deden kinderen en volwassenen zich tegoed aan gerechten met aardappelen, quinoa, maïs en zaden van een soort lupine, chocho, die genoeg voedingsstoffen bevatten voor een normale groei en de ontwikkeling van gezond tandglazuur. Wel gaf het dieet van overwegend maïs gaatjes in het gebit.

Dat de inwoners ’s ochtends, ’s middags en ’s avonds maïs aten, weten de onderzoekers doordat maïs, in tegenstelling tot veel andere gewassen, koolstof 4-moleculen produceert tijdens de fotosynthese – moleculen die zijn terug te vinden in botresten.

Maïspap, -brood en andere maïsgerechten spoelden de inwoners weg met maïsbier, chicha. Bij speciale gelegenheden kwam er vlees op tafel, maar dit voedzame eiwit was doorgaans alleen weggelegd voor de elite.

Lama’s en alpaca’s overheersen onder de vondsten van dierenbotten uit Machu Picchu. Maar ook cavia, paca en de konijnachtige viscacha stonden op het menu van de elite.

Spaanse verslagen uit de 16e eeuw vertellen dat de adellijke Inca’s graag jaagden, waarschijnlijk ook in Machu Picchu. In de bergen kon het hof zich uitleven met de jacht op herten en paca’s.

Lama’s en alpaca’s kwamen rond Machu Picchu niet in het wild voor omdat ze van nature boven de 3800 meter hoogte leven, maar de Inca’s hielden ze in de stad, vooral om de wol maar ook omdat ze uiteindelijk eiwitrijk voedsel leverden. In de graven zijn ook botten gevonden van zes honden, die volgens de onderzoekers niet in de pan zijn beland, maar die bijzondere huisdieren waren en als metgezel van de doden in het graf terechtgekomen zijn.

Al kan de Andes onherbergzaam zijn, veel plekken zijn gezegend met een grote hoeveelheid neerslag. Het kan flink gaan regenen als warme winden van de Stille Oceaan langs de bergen opstijgen.

Midden in de stad strekte zich een rechthoekig plein uit van zuid naar noord. Dit was een natuurlijk ontmoetingspunt van de stad, waar de prachtigste gebouwen lagen – waaronder de muur met de drie ramen, die Hiram Bingham op het idee bracht dat Machu Picchu de bakermat van het Incarijk was.

‘Een uniek Incabouwwerk; er is nooit zo’n gebouw van eerder of later datum aangetroffen,’ schreef hij erover. In één adem noemde hij de indrukwekkende gebouwen daarnaast, zoals de hoofdtempel, de zonnetempel en het paleis van de koning. Dat laatste leek in veel opzichten op andere voorname woningen van de stad, en het vorstenhuis was ook niet veel groter dan andere gebouwen, maar het werd wel beter beschermd door muren.

‘De blokken graniet zijn van een cyclopische grootte, wel meer dan manshoog,’ schreef Bingham over het paleis, en hij schatte in dat de grootste rotsblokken elk tussen de 10 en 15 ton wogen.

Verder hadden Pachacuti en zijn opvolger, Túpac Inca Yupanqui, hun huis ingericht met een ongekende luxe: de koning kon in zijn eigen badkamer douchen met stromend bronwater dat 1,5 meter naar beneden liep over een stenen fontein.

De heersers hadden ook een eigen toilet met een riool dat de koninklijke boodschap wegspoelde. Het bronwater was afkomstig van de noordkant van de berg Machu Picchu en liep naar de stad via een 750 meter lang aquaduct met een helling van 2,5 tot 4,8 procent.

Hier, vanaf een van de meest indrukwekkende technische hoogstandjes van Zuid-Amerika, stroomde 23 tot 125 liter water per minuut de stad in. Het bronwater kwam uit in 16 bekkens in de stad, en de koning liet zijn water natuurlijk uit het eerste bassin komen.

De Inca’s bouwden niet met mortel – dat was niet nodig. Met eenvoudige materialen en een enorme vindingrijkheid waren ze in staat een stad te bouwen die het barre klimaat van de Andes al meer dan 500 jaar overleeft.

Stuifmeelanalyses tonen aan dat Machu Picchu een veelzijdig plantenleven kende met onder andere meer dan 200 verschillende orchideeën, en achter het paleis in de achtertuin van de koning groeiden daar minstens 90 van.

Pachacuti zou van bloemen hebben gehouden, en een Spaanse kroniekschrijver, die weliswaar 60 jaar na de dood van de machtige koning leefde, vertelt dat de vorst op zijn oude dag zijn leven als een bloem beschreef. ‘Ik ben geboren als een lelie in de tuin, en net als de lelie groeide ik met de jaren, ik werd oud en zou sterven, en toen kwijnde ik weg en stierf.’

Bingham had eveneens oog voor de bonte weelde van de stad: ‘Hier zijn (…) orchideeën en boomvarens, de aanlokkelijke schoonheid van de weelderige begroeiing en de betovering van de jungle,’ zo luidt zijn schilderachtige beschrijving.

En niet alleen deze achtertuin was een botanisch en architectonisch meesterwerk. De gebouwen van het hof waren door de architecten zo ontworpen dat de muren circa 5 graden naar binnen helden en dus enigszins trapeziumvormig waren.

Wanneer gasten bij een herenhuis aankwamen, leek de woning door die trapeziumvorm nog groter en massiever dan deze al was. Dezelfde truc werd door de Inca’s gebruikt bij deuren en ramen. Naast de optische illusie droeg de trapeziumvorm ertoe bij dat de gebouwen stabiel waren bij de frequente aardbevingen en zware regenbuien.

Ook de architectuur van de zonnetempel valt op. De gevel vormt een halve cirkel, wat ook bekend is van zonnetempels in Cuzco en Pisac. Archeologen denken dat de halve cirkel de baan van de zon aan de hemel symboliseerde.

In de zonnetempel konden de Inca’s de grote Inti aanbidden en offers brengen: de zon, die ervoor zorgde dat de gewassen op de velden groeiden en die de mens licht bracht. De tempel diende mogelijk ook als observatorium voor de studie van hemellichamen.

In de tempel hebben steenhouwers een geul in de vloer gegraven die wijst naar het punt waar de zon opkomt tijdens de zomerzonnewende in december. Onder de tempel bevonden zich gangen en grotten, deels ommuurd, deels afgestemd op de vorm van het bergmassief.

Het complex onder de Inti Mach’ay-tempel diende als centrum voor religieuze ceremoniën en als mausoleum. Maar leden van de koninklijke familie werden veelal begraven in Cuzco; de reis tussen de twee steden duurde hooguit drie dagen.

Niets was te veel voor de nieuwe Incastad. Zelfs hier, 2 kilometer boven zeeniveau, werden alle huizen gebouwd van steen, en de stad kreeg net als alle andere zijn eigen zonnewijzer en stromend water.

Archeologen hebben in Machu Picchu 140 stenen gebouwen geteld, waarvan er ongewoon veel tempels waren. De aristocratie woonde in grote huizen met ramen en meerdere kamers. Muren waren vaak versierd en tuinen stonden vol orchideeën en andere bloemen.

De zogeheten Intihuatana is een grote, uitgehakte steen met een zuiltje erop. Volgens onderzoekers deed de steen dienst als zonnekalender en gold hij als heilig voorwerp dat de zon op zijn plek aan de hemel hield.

Het water liep door Machu Picchu vanaf de top naar beneden in kleine kanalen en grote riolen. Het stelsel was belangrijk als bescherming tegen overstromingen in de regenachtige bergen, maar leverde ook water voor de vele terrassen van de stad, die werden gebruikt om groenten te verbouwen.

Op een heuvelrug boven de noordwestkant van het plein, gebouwd in terrasvorm als een piramide, lag nog een spectaculair heiligdom: de zonnewijzer Intihuatana. Hij is direct uit een rotspunt gehakt en bestaat uit een horizontaal oppervlak waaruit een hoekige stenen pilaar oprijst.

Intihuatana betekent ‘plaats die de zon bindt’, en volgens wetenschappers had de steen ten doel om de zon het hele jaar op zijn plaats in zijn baan te houden. Aan de locatie op de bergkam te zien was dit het opperste heiligdom, want de Inca’s bouwden het heiligste het dichtst bij de hemel.

In elk geval blijkt uit de staat van de zonnewijzer dat de Spaanse conquistadores niet in Machu Picchu zullen zijn geweest, want ze verwoestten steevast de heilige zonnewijzers van de Inca’s. Vanaf de heuvelrug met de zonnesteen konden de koning en zijn hof verder de hoogste heilige toppen van het gebied in de gaten houden, zoals de berg Veronica van 5750 meter.

Pachacuti en zijn opvolger bouwden wel 30 gebouwen voor religieuze doeleinden, wat gezien de omvang van de stad veel is. Maar in Machu Picchu waren niet alleen maar tempels. Rond het centrale plein lagen de elitewoningen, verdeeld in kanchas: constructies waarbij rechthoekige gebouwen rond een binnenplaats staan, omgeven door een muur.

Terwijl de elite een luxueus leventje leidde achter beschermende muren, moesten de wijze mannen van de stad – amautas – het stellen met primitieve huizen van roodachtige steen, die vaak maar één toegangsdeur en één grote kamer hadden.

Experts restaureren doorlopend de gebouwen in Machu Picchu, die wegslijten door weer en wind.

Of het nu gaat om koninklijke tempels en paleizen of bescheiden stulpjes, de Inca’s wisten gigantische rotsblokken naar de bouwplaats te transporteren en de stenen minutieus op elkaar te passen. Maar hoe slaagden de Inca’s, die het wiel niet kenden en verder met primitieve stenen werktuigen werkten, erin om die indrukwekkende gebouwen te creëren?

We weten dat de Inca’s stenen voor de gebouwen haalden in een nabijgelegen granietgroeve. Aan halfafgewerkte steenblokken langs de route naar de groeve is te zien dat de blokken grof werden uitgehakt, terwijl het fijnere uitlijnwerk werd uitgevoerd op de bouwplaats.

Het vervoermiddel op de steile hellingen bestond uit boomstammen om de stenen overheen te rollen en brute spierkracht. Sommige halfafgewerkte steenblokken hebben een soort handvatten om de steen op zijn plaats te kunnen schuiven. Boomstammen dienden ook als hefboom om de tonnen zware keien op elkaar te krijgen.

De blokken steen waarvan de gebouwen in Machu Picchu zijn gebouwd, passen zo goed op elkaar dat je er nog geen mes tussen krijgt. Hoe de Inca’s de stenen zo nauwkeurig wisten uit te hakken, is niet bekend.

De prestatie is nog indrukwekkender als je bedenkt dat de stenen soms wel 12 zijden hebben en duizenden kilo’s zwaar zijn. Om ze perfect op elkaar te krijgen hebben de Inca’s de blokken steen mogelijk net zo lang op elkaar getild en weer weggehaald tot ze tot op de millimeter pasten. Welke schuurmiddelen en werktuigen de Inca’s gebruikten, is nog altijd een raadsel.

De Inca’s verlieten Machu Picchu toen de Spaanse conquistadores in het rijk oprukten, maar niets duidt erop dat de stad is veroverd door de Spanjaarden. Elders zijn heilige tempels en objecten als zonnewijzers verwoest, maar die van Machu Picchu zijn nog in uitstekende staat.

De Inca’s gingen uiteraard wel gebukt onder de invasie en onder de ziekten die de Spanjaarden met zich meebrachten, en mogelijk hadden ze geen energie of tijd om naar het vakantieoord te gaan.

Volgens de inschatting van archeologen duurde het enkele maanden om één muur van een woning te bouwen, maar niemand weet hoe de Inca’s de stenen zo goed wisten bij te werken.

Onderzoekers gaan ervan uit dat de stenen meerdere keren van de muren getild en geschuurd werden, totdat ze perfect op de andere stenen aansloten. De blokken hebben soms wel 12 zijden en passen toch zo precies dat er nog geen papiertje tussen geschoven kan worden. Welk gereedschap de Inca’s gebruikten, is evenmin zeker.

Sommige kenners houden het op stenen werktuigen, andere op bronzen, al is het de vraag of bronzen werktuigen sterk genoeg zouden zijn om het harde graniet te breken. Het antwoord is waarschijnlijk een combinatie van alle ideeën die we erover hebben, en bovendien zijn de werktuigen door de Incageschiedenis heen ontwikkeld.

Op de bouwplaats zijn de blokken steen waarschijnlijk bijgehakt met stenen hamers of bronzen beitels. Om ze te laten barsten, gebruikten de Inca’s houten wiggen, maar ook bronzen breekijzers.

Uit een studie van 170 metalen voorwerpen die Binghams archeologen tijdens een expeditie in 1912 vonden, valt op te maken dat de bronzen werktuigen zijn gebruikt om stenen uit te hakken. En aan de halfafgewerkte metalen werktuigen is te zien dat de stad smeden huisvestte die brons maakten en het metaal tot gereedschap, rituele messen, sieraden en andere machtssymbolen hebben omgevormd.

De vele steden van het Incarijk gingen in enkele jaren teloor. De nekslag was dat de Spanjaarden de Incakoning Atahualpa vastzetten en in 1533 wurgden.

Gescheiden van de huizen van de elite lag de wijk van de arbeiders. Iedere ochtend draafden deze yanaconas naar het werk in smederijen, op bouwplaatsen, in spinnerijen en niet in de laatste plaats op de terrassen rond de stad, waar de Inca’s hun maïs, aardappelen, bonen en quinoa verbouwden.

De weersystemen van het Andesgebergte zorgden voor veel regenwater. Aan de hand van analyses van het ijs in de bergen schatten de onderzoekers in dat er sinds 1450 jaarlijks 1800 millimeter regen op Machu Picchu is gevallen; ruim twee keer zoveel regen als onze hoofdstad in één jaar ontvangt.

Water bevloeide de akkers, maar dreigde ook de grond en gebouwen weg te spoelen. Maar kundig als de Incabouwmeesters waren vonden ze ook hiervoor een technische oplossing: terrassen en pleinen werden aangelegd met een laag scherven boven op een meter grind, waardoor het regenwater in de grond kon sijpelen en naar een systeem van riolen en kanalen stroomde.

Daarop kwam een laag rijke grond, die de Inca’s wegschepten in de vallei van de rivier de Urubamba. Lawines op de terrassen vielen echter niet te vermijden. Met hun 5 hectare waren de terrassen toch al niet toereikend om de hele stad te voeden; daarom liet het hof voedsel uit andere delen van het rijk overkomen, dat zorgvuldig werd gedroogd, gestapeld en opgeslagen in magazijnen.

Alles wijst erop dat Machu Picchu werd verlaten door de Inca’s toen de Spaanse conquistadores het hart van het Incarijk, Cuzco, bezetten in 1533. Maar er zijn geen aanwijzingen dat de Inca’s ook uit hun vakantieoord werden verdreven.

Machu Picchu was dan ook goed beschermd. De onbegaanbare en op veel plaatsen loodrechte berghellingen dienden als fort, en slechts enkele paden voerden naar de stad.

Op de steile westelijke helling van de stad slingerde een smal pad zich omhoog, maar als vijanden dat gebruikten, konden de Inca’s gewoon drie boomstammen wegtrekken die een van de twee bruggen vormden. De 6 meter brede kloof, die op enkele plekken wel honderden meters diep was, viel dan niet meer te nemen.

Naderden de vijanden vanuit het oosten, dan stuitten ze op de Urubamba, waar ze een hangbrug moesten oversteken die was gevlochten van ichu, het veelzijdige gras van de Inca’s.

Machu Picchu was dus zo gebouwd dat vijanden konden worden geweerd. Maar waarom zouden de Inca’s hun luxe bestaan dán hebben opgegeven? Dat weten we niet – de wetenschap moet dit raadsel nog zien te ontsluieren.

Toen de 11e Incavorst, Huayna Capac, in 1528 stierf aan de pokken, raakte het rijk verwikkeld in een burgeroorlog tussen zijn twee zonen, waarmee de basis van het vorstelijke bestaan verviel. Mogelijk stierven de inwoners van Machu Picchu, net als hun vorst, aan de pokken, de door de Europeanen meegebrachte ziekte. Onderzoekers zijn nog lang niet klaar met hun studie van Machu Picchu, en hopelijk duikt er nog nieuwe informatie op die het lot van de stad kan verklaren.

Dit artikel komt uit de reeks MYSTERIES. Elk deel duikt in raadsels uit het verleden, van de tempeliers tot de occulte wereld van de nazi’s.

Bekijk alle titels en bestel ze hier: www.historianet.nl/mysteries

Bonnier Publications International AS Postboks 543 1411 Kolbotn Norge Org. 977041066

Ja, ik ontvang graag de nieuwsbrief van Historia met inspirerende artikelen en reclame voor Historia per mail.